Klassieker

Published on maart 18th, 2013 | by debramster

5

Giorgiobio deel 5: de taaie jaren tachtig

Het moest er maar eens van komen. Zoals wij hier al eerder hebben geconstateerd is het ontbreken van een goede biografie van Giorgio Moroder een grote omissie in de geschiedschrijving van de moderne muziek. Met de komst van een generatie muzikanten die hun inspiratie niet automatisch bij Beatles en Stones vinden, maar eerder bij The Human League, Gary Numan of Depeche Mode, zou je verwachten dat een of andere journalist eens in zijn pen klom om haarfijn uit de doeken te doen wat een van de aartsvaders van de moderne elektronische dansmuziek allemaal heeft uitgespookt met wie en waarom. Niet dus. Dan maar zelf doen.

De actieve muzikale carrière van Giorgio is grofweg te verdelen in drie delen, die elk ongeveer een decennium beslaan en zich in drie verschillende steden afspelen. De “bubblegum” jaren zestig in Berlijn, de “disco” jaren zeventig in München en de “movie” jaren tachtig in Los Angeles. Vandaag het vijfde en laatste deel. Giorgio in de jaren 80. Met daarin: mannen met make-up, meer matige muziek en een machtig mooi motormonster.

(Deel 1deel 2, deel 3, deel 4)

In het vorige deel over Giorgio’s filmmuziek hebben we geconcludeerd dat hij na 1983 een beetje zijn magic touch verloren had. Niet vanuit het oogpunt van succes, maar wel vanuit het oogpunt van creativiteit en vooruitstrevendheid. Eigenlijk geldt hetzelfde voor zijn carriere buiten de filmmuziek. In deel drie waren we blijven steken in 1978. We pakken de draad weer op in 1979. Dat was zelfs voor Giorgio’s doen een bijzonder druk jaar met flink wat klassieke Giorgioproducties. Helaas was het kruit toen ook zo’n beetje verschoten.

1979: kwantiteit en kwaliteit

In februari 1979 verscheen de single The Number One Song In Heaven van Sparks. Het was de eerste keer dat Giorgio met een band werkte. Het was ook de eerste keer dat Sparks, toch al een gevestigde naam (This Town Ain’t Big Enough For The Two Of Us is van 1974), met een producer werkte. Het nummer was de voorbode van het album No 1 In Heaven dat Giorgio en de band in de Westlake Studios in Los Angels en Giorgio’s Musicland Studios hadden opgenomen. Sparks hadden Giorgio gevraagd hen te helpen met hun plaatje en kwamen bij hem aanzetten met twintig kant en klare nummers. Negentien daarvan verwees Giorgio direct naar de prullenbak. Ze besloten daarom maar samen aan het schrijven te slaan en dat leverde een van de leukste plaatjes op waar Giorgio’s naam onder staat.

Image

Het personeel dat aan de plaat werkte bestond, naast Giorgio, Ron en Russell Mael, uit oude Giorgiovertrouwelingen als Chris Bennett, Keith Forsey en Jürgen Koppers. No 1 In Heaven, het achtste album van Sparks, is zowel een hoogtepunt in hun eigen oeuve als in dat van Giorgio. Het geluid is onmiskenbaar computerdisco. Van de zes nummers kwamen er vier nummers uit als single en twee ervan werden grote hits in Europa.

Wie dacht dat A. Hitler het voor liefhebbers van zo’n snor verpest heeft, zit er lelijk naast

Vlak na zijn samenwerking met Sparks kwam er nog plaatje uit waarop Giorgio met een band samenwerkt. Dit keer waren de heren van Japan de gelukkigen. Japan bestond al een jaar of vijf, maar had buiten Nederland, Canada en… Japan (!) nog niet veel succes gehad. Manager Simon Napier-Bell (je weet wel, van Marc Bolan en Wham!) vond het een goed idee om het glamgeluid dan maar eens in te wisselen voor wat hippers. Hipster Giorgio kwam toen al snel in beeld. Giorgio schreef Life In Tokyo samen met David Sylvian en nam het nummer met de band zelf op in Los Angeles. Desondanks klinkt het, misschien op de gitaarpartijen na, als een typische Munich-Machineproductie.

Life can be cruel, hairdressers too

Life In Tokyo was geen groot succes in 1979. Desondanks besluit Japan om hun album Quiet Life in Moroders eurodiscostijl op te nemen. Life In Tokyo staat niet op die plaat. Hun platenmaatschappij blijft echter geloven in de single en brengt hem in 1981 nog een keer uit, maar zonder veel succes. Als Japan in 1982 een redelijk populaire New Romantic band geworden is, en overgestapt naar een ander label, probeert Hansa het nog een keer met een remix van het nummer. Dit keer is het wel raak en is de single redelijk succesvol in de hitlijsten.

Image

Terug naar 1979, want dat is een zelfs voor Giorgio’s doen een uiterst productief jaar. Er komt namelijk nog een album uit van Munich Machine (Body Shine). Die plaat lijkt een beetje een vluggertje, hoewel Space Warrior alles heeft om je booty in beweging te krijgen. Verder verschijnt er dat jaar een plaat die Giorgio en Harold Faltermeyer met The Sylvers maakten. The Sylvers waren een discogroep die onder contract stond van Casablanca. Ze waren een beetje uitgekakt en platenbaas Bogart hoopte dat Giorgio ze weer naar goud kon kneden. Dat lukte best aardig.

Image

In 1979 verscheen ook Bad Girls, het album dat door velen wordt gezien als Donna Summers beste. Hot Stuff en het titelnummer waren enorme successen.  Maar daarmee was het jaar nog lang niet voorbij voor Giorgio. Neen, eerst moet nog het eerste en enige album van Suzi Lane verschijnen.

Vette shit

Het album Ooh, La, La is als geheel misschien niet heel interessant, maar singles Ooh, La, La en vooral Harmony des te meer. De laatste klinkt als een soort gospelversie van I Feel Love. Alleen al de associatie met dat nummers zorgde ervoor dat het een kneiter van een hit was in Europa en de United States van de VS. Daarna hebben we helaas nooit meer wat van deze dame gehoord.

Giorgio_emc2_F_enl

Ja, zo’n t-shirt zou jij ook wel willen. Er schijnt nogal naar gezocht te worden op de interwebs. Tevergeefs: je vindt misschien een aardige replica, maar het origineel is gewoon op de hoes geairbrusht. 

Eind augustus 1979 verschijnt ook nog eens het derde soloalbum van Giorgio. E=MC2 maakte Giorgio natuurlijk weer met zijn vertrouwde team van Harold Faltermeyer, Keith Forsey en songschrijfster Chris Bennett. Het album is, net als From Here To Eternity een aaneengesloten “mix” van nummers en zou een hevige inspiratie zijn voor het geluid Britse synthgroepen in de jaren 80. Over de productie is van alle te vertellen, maar deze reclamespot vat het wel zo’n beetje samen:

“Moogs, memomy banks & Moroder”

E=MC2 is de enige plaat die ik ken met een “gezongen” aftiteling. In het titelnummer, het laatste van de plaat, somt Giorgio op met welke apparatuur de plaat gemaakt is en wie er welke bijdrage aan geleverd heeft. De meest dansbare credits ooit!

En nog was het niet gedaan in 1979. In het najaar verscheen nog 3D van The Three Degrees. Ondanks een paar leuke singles kan deze plaat het succes van de vorige samenwerking niet evenaren. Maar ik denk niet dat Giorgio daar echt wakker van heeft gelegen.

1980 en verder: veel geschreew, weinig wol

Zoals we in deel vier van deze serie hebben gezien richtte Giorgio vanaf 1980 zijn aandacht in toenemende mate op films. Desondanks bleef hij platen maken die niet voor films bedoeld waren. Begin 1980 verscheen bijvoorbeeld zijn tweede plaat met Sparks.

Terminal Jive was minder synthgeoriënteerd dan No 1 In Heaven. Gitaren deden nadrukkelijker hun intreden in Giorgio’s sound. Bye, bye computerdisco, hello eurodisco, zogezegd. Het begin van het einde… Hoewel Giorgio dus retepopulair was in amerikaanse films, waren zijn andere muziekproducties in de jaren 80 vooral populair in Europa. Terminal Jive verscheen bijvoorbeeld niet eens in Amerika en de singles waren alleen grote hits in Frankrijk.

Jeunes filles

Net als met Giorgio’s filmmuziek werd het allemaal dus steeds minder om aan te horen. De Moog werd vervangen door het steriele geluid van Yamaha’s DX7 en Keith Forsey’s herkenbare live drums werden vervangen door het anonieme geluid van de Lynn drummachine. Muzikaal heeft het de tand des tijds nauwelijks doorstaan. Het heeft niet het eigene van de computer disco. Eigenlijk klinkt het volstrekt dertien in dozijn en vaak nog lelijk ook. Ik vermoed eigenlijk dat het zelfs in de jaren 80 al verouderd klonk.

In 1981 produceert Giorgio bijvoorbeeld Don’t Wanna Lose You voor het Zweedse model Madleen Kane. Het resultaat is met zijn pompeuze gitaarpartijen ronduit Flashdanceachtig in de slechte zin van het woord. Desondanks zou het best nog wel eens kunnen uitgroeien tot een van mijn guilty pleasures.

Ballen in me buik!

Ook het album Solitary Men, dat hij in 1983 samen met Joe Esposito opneemt is weinig opzienbarend te noemen En dansbaar is het helaas helemaal niet.

Image

Nog een voorbeeld van hoe mis het soms ging in de 80 is het Giorgio en Pete Belotte’s werk met het rondborstige Canadese zangeresje France Joli. Dit Girl In The 80s staat verrassend ver af van I Feel Love of From Here To Eternity.

Meisjes in de jaren 80 hadden blijkbaar verantwoordelijkheden, maar weinig plezier. Aangekondigd door een gezond gebruinde sir Cliff.

Maar was er dan helemaal niks goeds aan Giorgio in de jaren 80? Nou, als je met een vergrootglas zoekt, kom je wel het een en ander tegen dat niet zozeer goed, maar op zijn minst interessant en op zijn best grappig is. Zo produceerde Giorgio met Keith Forsey in 1983 Nina Hagens vierde album Angstlos. Het was Nina’s dancealbum en er is zelfs wat gescratch op te ontdekken. Het album leverde ook nog eens wat hitjes op in de VS.

Nina does Zarah Leander. Beats vanaf 1:29

Verder is het een goedbewaard geheim dat Giorgio een deel van het tweede album van Janet Jackson produceerde. Dream Street (1984) was helaas een regelrechte flop en momenteel vrijwel nergens verkrijgbaar.

dream street

Het lijkt erop dat Janet zich er een beetje voor schaamt. Niet onterecht, want het klinkt allemaal weinig spectaculair. Single Dream Street (een originele Moroder/Belotte) klinkt eigenlijk vooral als Axel F. Het is dus niet ondenkbaar dat Harold Faltermeyer er ook wat mee te maken heeft gehad.

Aaah, Janet’s eerste video

Dan hebben we nog wat losse hits, die samenvallen met Giorgio’s vierde soloplaat Innovisions uit 1985. Het meest opvallende aan die plaat is dat Giorgio zijn snor af heeft geschoren. Verder is het eigenlijk vooral een vreemd soort verzamelplaat, met wat nieuwe (vooral Duitse) hits en een paar totaal overbodige remixen van oude successsen (Chase, From Here To Eternity, Baby Blue).

Innovision

Het nummer Night Time Is The right Time staat ook op die plaat. Giorgio nam het op met de totaal onbekende Edie Marlena. Het klinkt met zijn electronische sitarklanken erg als The Neverneding Story part 2, maar is stiekem best geinig. Als je goed luistert hoor je Giorgio aan het einde meezingen in het achtergrondkoor. Een beetje zoals Vader Abraham dat altijd deed bij Mieke.

Giorgio & Edie

Na hun succesvolle samenwerking voor de film Electric Dreams in 1984 besluiten Giorgio en Philip Oakey in 1985 samen een hele plaat te maken. Het resultaat is het treffend getitelde Philip Oakey & Giorgio Moroder en valt eigenlijk best nog wel mee. Misschien komt dat omdat Philip’s muziek zijn hele carrière ongeveer geklonken heeft als Giorgio’s. Deze plaat past dus naadloos tussen zijn andere plaatjes. En je moet het Giorgio nageven: hij heeft zich redelijk ingehouden met het productioneel volplempen van de nummers met fopgitaren.

Gouden duo

En dan hebben we natuurlijk nog de befaamde samenwerking met Sigue Sigue Sputnik in 1986. Die band was de creatie van bassist Tony James, die met Billy Idol in Gereration X zat en later naast Andrew Eldritch in Sisters Of Mercy opdook. Eigenlijk was de band één grote marketingstrategie en het is dus veelzeggend dat de band juist Giorgio uitkoos om hun geluid goed voor het voetlicht te brengen.

Love Missile F1-11 was de eerste singel van dit gezelschap en kwam in april 1986 uit. In mei volgde de tweede single 21st Century Boy, die eigenlijk precies hetzelfde klonk als de eerste single.

Image

In juli 1986 verscheen Flaunt It, het debuutalbum van Sigue Sigue Sputnik, volledig geproduceerd door Giorgio. Het meest opmerkelijke aan dat album is dat de band de “lege ruimte” tussen de nummers verkocht aan de hoogste bieder, waardoor er commercials op staan van bijvoorbeeld L’Oréal. Verder werden kosten noch moeite gespaard om het publiek de audiologisch te overweldigen. Muzikaal is het vooral hevig beïnvloed door Suicide, maar ook door de diepe wens beroemd te worden. Destijds was het eigenlijk al niet meer dan een interessante gimmick, vandaag de dag zullen weinigen de plaat nog voor hun lol opzetten.

Die koekenbakkers zouden anno nu de voorronde van Idols nog niet gehaald hebben

In 1986 produceerde Giorgio ook nog een single voor zijn bijna naamgenote Giorgia. Helaas was Pirate Of Love zelfs in Italië, waar Giorgia een ster was, een flop. Het nummer is desondanks interessant, omdat het een overduidelijke inspiratie was voor het geluid waarmee Depeche Mode twee jaar met Violator enorm zou scoren.

Blauwdruk voor World In My Eyes

Ik hoor je denken: “houdt het dan nooit op?” Helaas niet, want alsof één soundtrack van Top Gun nog niet genoeg was, besloot Giorgio om dat geluid in 1987 nog eens dunnetjes onder het kopieerapparaat te leggen voor de legendarische samenwerking tussen cokeneus Falco en turbopot Brigitte Nielsen. Als er één nummer is dat al het slechte van Giorgio in de jaren 80 samenbalt dan is het wel hun Body Next To Body. Luister en huiver:

De jaren 80: blondeer je haar of zet Aviators op je neus en je bent en ster

En als je dan denkt dat je het gehad hebt, herinner ik je er nog even aan dat Giorgio de schrijver en producent was van het officiele anthem van de olympische spelen in Seoel in 1988. Sporters hadden die Spelen geen doping nodig, zij hadden Koreana’s Hand In Hand. Het was destijds een grote inspiratie voor topsporters als Greg Louganis, Rienks & Florijn en Anthony Nesty.

De ware reden voor Noord-Korea’s atoombom

1988 was ook het jaar waarin de Geneefse autosalon de Cizeta-Moroder V16T presenteerde. Het zou nog drie jaar duren voordat deze 16-cylinder supercar te koop zou zijn, maar het design is helemaal 80s. Je ziet Sonny Crockett er zo in wegrijden. In totaal zijn er in achttien jaar (de auto bleef in productie tot 2006) niet meer dan dertien van verkocht. Mocht je geïnteresseerd zijn in zo’n karretje en een tonnetje of 7 in dollars achter de hand hebben: as we speak staat er een te koop.

Broem broem!

Goed, terug naar de muziek. Gelukkig zijn we er bijna doorheen. Nog even een paar memorabele momenten. Nadat Giorgio de atleten van de Spelen van 1988 tot topprestaties had opgestuwd, besloot de Italiaanse voetbalbond hem (wie anders?) te vragen het officiële lied te maken voor het  WK van 1990. Un Estate Italiana (keurig vertaald als To Be Number One) van Gianna Nannini & Edoardo Bennato is niet echt om over naar huis te schrijven, maar het schetst een tijdsbeeld, zullen we maar zeggen. Oranje Bovenaan van Dré Hazes was per slot van rekening ook geen topper.

De ware reden voor het debacle van Oranje

En alsof we aan één Winds Of Change nog niet genoeg hadden, schreef en produceerde Giorgio eind 1989 een plaatje voor Novemberkinder, een kinderkoor met zangertjes en zangeresjes uit Oost- en West-Duitsland, dat ter ere van de Mauerfall in 1989 was opgericht. Kippenvel natuurlijk, luister maar eens naar Wir sind Grenzenlos:

Giorgio schrijft geschiedenis

In de jaren 90 beperkt de output van Giorgio zich gelukkig vooral tot remixen. Hij remixt op hun verzoek Sweet Dreams van Eurythmics, Juke-Joint Jezebel van KMFDM, Designing Heaven van Heaven 17 en Disco Science van Mirwais. En, eerlijk is eerlijk, zijn remixwerk is stukken aantrekkelijker dan zijn eigen composities in de jaren 80.

Giorgio het genie

Net als met zijn filmwerk, kunnen we concluderen dat de jaren 80 kwa verkoopcijfers en succes misschien een gouden periode voor Giorgio waren, maar dat de spoeling op artistiek gebied wel heel erg dun was. Het lijkt er sterk op dat Giorgio’s creatieve kracht op Samsoniaanse wijze in zijn snor te vinden was. Hoe kleiner, gestileerder of afweziger die was, hoe geringer de kwaliteit van zijn producties. Ga maar na: begin jaren zeventig (grote druipsnor) was Giorgio op zoek naar een eigen geluid. Hij schreef en produceerde muziek die misschien niet bijster origineel was, maar wel goed in elkaar zat. In de jaren 1977 tot 1980 (grote snor) was Giorgio baanbrekend en tot op de dag van vandaag trendsettend. In de jaren 80 (steeds kleinere snor, vanaf 1985 afwezig) was het kwalitatief gezien huilen met de pet op en achteraf hooguit goed voor een glimlach.

Maar dat is natuurlijk slechts de mening van ons soort mensen die met moeilijke bril, hipsterbroek en bibliotheekabollement neerkijken op de miljarden mensen die juist in de jaren tachtig bewust of onbewust genoten van Giorgio’s composities. Onze mening over de kwaliteit van zijn werk in de jaren tachtig doet daarom helemaal niets af aan de omvang van het muzikale genie dat Giorgio Moroder heet. Inderdaad: genie. Want wat doet een genie? Die volgt zijn eigen pad. En dat is precies wat Giorgio zijn hele carriere lang heeft gedaan. Giorgio is een ware muzikale rebel die als een besnorde Pippi Langkous compromisloos zijn eigen zin doet. En passant – en we kunnen het niet vaak genoeg benadrukken – brengt hij radicale veranderingen aan in de manier waarop moderne popmuziek klinkt. Die les kunnen wij ons allemaal ter harte nemen. Het is dus hoog tijd dat Giorgio in brede kring de credits krijgt die hij verdient.

En na deze vijf delen ken je nog niet het begin van het verhaal. Het wachten is dus op dat boek en die biopic. Hopelijk heeft Jerry Bruckheimer ergens in de jaren 80 de rechten gekocht. Maar eerst maar eens die plaat met Daft Punk!

Godfather

[spotify id=”spotify:user:1133311069:playlist:1rLbU3J4iZN7x8tdcdk2St” width=”300″ height=”380″/]

Comments

comments

Tags: , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,


About the Author



5 Responses to Giorgiobio deel 5: de taaie jaren tachtig

  1. Pingback: De toekomst der beatbiografie nader belicht - DeKettingzaag

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to Top ↑