Live

Published on november 26th, 2019 | by debramster

0

Jim Bob kan nog jaren mee

Muziekliefhebbers zijn geen aardige mensen. Ze houden hun favoriete artiesten jarenlang gegijzeld in het beeld dat zij het liefste van hen hebben. Iedere band die langer dan tien jaar meegaat heeft minstens een nummer dat ze mijlenver de keel uithangt, maar dat ze toch bij elk optreden moeten spelen om “de fans niet teleur te stellen”. En een trucje dat leuk was voor een keer (een schooluniform aantrekken, publiek in een rondje door de zaal laten dansen, sok om je piemel) gaat het publiek op een gegeven moment van je eisen. En dan gaat de lol er snel af. Hoe verfrissend was het om onlangs Billy Fuller van BEAK> “Fuck off, I’m not your monkey” te horen snauwen naar een concertbezoeker die tussen twee nummers wat songtitels begon te brallen.  Maar ook hij zal er helaas op den duur aan moeten geloven. Het publiek bepaalt uiteindelijk toch wat de artiest op het podium doet. Want een lege koelkast (of helemaal geen koelkast) is het enige alternatief. Ook in de rebelse cultuuruiting die popmuziek heet heerst enkel kil kapitalisme. De schoorsteen moet roken, er moet brood op de plank, de artiest is dus toch vaak ons aapje. Gelukkig blijkt er een manier te zijn om deze dans te ontspringen, zo liet Jim Bob ons afgelopen zaterdag zien in de hoofdstedelijke Q-Factory.

Voor de jongere lezertjes: Jim Bob is de helft van het in de vroege jaren negentig razend populaire CARTER THE UNSTOPPABLE SEX MACHINE. John Peel sprak dat “seks” altijd uit als “fax”, maar dat was omdat hij bij de BBC werkte en van zichzelf nogal preuts was. Hoe dan ook: Carter (daar houd ik het voor het gemak maar even bij) had in die jaren de tijdgeest precies bij de harige ballen. Hun succes was ongekend. De band toerde zich een slag een de rondte om steeds gretiger publiek te kunnen bedienen. Ik meen dat ik ze in 1991 in zowat elk jaargetijde wel een keer heb zien optreden. Drie achtereenvolgende platen voerden de “moordlijst” van muziekbode Oor aan (ja, in die tijd las de jeugd nog weleens een tijdschrift) en elke zichzelf respecterende indieliefhebbende student had minimaal één bandshirt van Carter in zijn garderobe. We schreven daar al eerder over.

Deel van het doodvermoeiende toerschema van 1991 (uit: Goodnight Jim Bob, On The Road With Carter The Unstoppable Sex Machine)

Carter had naast Jim Bob nog een lid en dat was Fruitbat. Jim Bob had ongewassen haar met een crustystaart en Fruitbat droeg altijd zo’n gek wielerpetje. Samen zorgden ze, gewapend met slechts een gitaar, een wonderorgel, een drumcomputer en een stroboscoop, voor nogal wilde taferelen in menig jeugdsoos en gesubsidieerd muziekzaaltje. De riffs waren pakkend, de teksten spitsvondig, het volume stond op elf. Het overvloedige testosteron van de jeugdige bezoekers deed de rest: feest gegarandeerd.

Jim Bob en Fruitbat, op 11 mei 1991 in de Vrije Vloer te Utrecht

Maar na die drie succesvolle platen kwam de klad er een beetje in. Seattle leverde vanaf 1992 namelijk nieuwe helden aan indieminnende studenten. En toen brak ook nog eens de britpop uit. Jim Bob en Fruitbat ploeterden nog wat voort, namen zelfs even een echte drummer en bassist in dienst, maar in 1998 waaide ook hun nachtkaars toch onverbiddelijk uit. Dat betekende echter niet dat ze bij de spreekwoordelijke pakken gingen neerzitten. Fruitbat richtte zich op lekkere retropunk met zijn band ABDOUJAPAROV. Jim Bob ging boeken schrijven (een aantal romans, maar ook het zeer vermakelijke Goodnight Jim Bob, On The Road With Carter The Unstoppable Sex Machine) en bracht tussen 2001 en nu ook nog eens elf vrijwel onopgemerkte soloalbums uit. Het bleven dus bezige baasjes die gasten. En dan heb ik je nog niet eens verteld dat er tussen 2002 en 2016 meerdere Carter-reünietoernees waren, waarmee Jim Bob en Fruitbat flinke zalen in Groot-Brittannië steevast vol kregen.

Het verhaal van Carter

De afgelopen weken was Jim Bob solo op pad in Europa en behalve Hengelo deed hij daarbij ook Amsterdam aan. Dat wilden wij natuurlijk weleens van dichtbij zien. En zo stonden wij ons afgelopen zaterdag in een lange rij voor de kaartjesscanner van Q-Factory te verbazen over de hoge opkomst. Het wemelde namelijk van de veertigers en vijftigers om ons heen. We wisten natuurlijk dat Carter bijna dertig jaar geleden enorm populair was, maar zoveel bezoekers hadden we toch ook weer niet verwacht.

Toen we met een biertje in de hand in de grote zaal stonden (mooi plekje vooraan), waren wij dus eigenlijk best trots op ons muziekminnende landje dat ook helden van weleer nog de eer verschafte die ze toekwamen. Nadat ik drie slokken van mijn Affligem blond had genomen, kwam er een jochie met een akoestische gitaar het podium op gehuppeld. Hij kondigde aan de sfeer te gaan verhogen en begon vingervlug en zeer virtuoos op zijn instrument te spelen. Dat zal wel de zoon van Jim Bob zijn dacht ik eerst. Leuk dat hij in het voorprogramma van zijn pa mag spelen. Maar toen ik eens goed rondkeek op dat podium zag ik allerlei elektrische instrumenten, terwijl Jim Bob toch echt onversterkt zou spelen. Na een blik op de basdrum van het gigantische drumstel, viel het kwartje: we stonden in de verkeerde zaal. Op die basdrum stond namelijk niet “Jim Bob” of “Carter”. Al die grijze koppies om ons heen waren helemaal niet voor Jim Bob gekomen, maar voor de derdehands Woodstockervaring van TEN YEARS AFTER. Je snapt dat we ons snel uit de voeten maakten. We moesten in de kleine zaal zijn!

Lekker Handig om dat zowat in de Kleine Zaal te hangen

Daar aangekomen begrepen we dat het Engels deze avond niet alleen op het podium, maar ook in de zaal de voertaal zou zijn. Om ons heen hoorden we namelijk op zijn minst drie verschillende Britse accenten en ook een Schot. En in plaats van die zuinige kleine biertjes in de grote zaal had iedereen hier van die lekker grote plastic halveliterbekers in zijn of haar klauwen. Toen wisten we al: dit gaat gezellig worden. Nadat een roadie van middelbare leeftijd de setlist, gitaren, handdoeken, flesjes water en blikjes bier precies recht had gelegd op het podium, ging het loos. Vol zelfvertrouwen sprong Jim Bob, gekleed in blauw pak, rode Dr. Martens, dito t-shirt en dito zonnebril, het podium op en zette England van Carters 1992-The Love Album in. Om ons heen zagen wij pront bebuikte Britten (en een Schot) de tekst woord voor woord in hun bierbeker zingen. En dat bleven ze bij elk nummer doen, of het nou een greatest hit van Carter was, of wat obscuurdere albumtracks van een van Jim Bobs soloplaten. Jim Bob (en Carter) had dus blijkbaar nog steeds een flinke schare trouwe fans die stad en land afreisden om de man aan het werk te zien.

Anytime Anyplace Anywhere, afgelopen zaterdag in Q-Factory

Wij begrepen dat wel. Jim Bob, die met zijn smalle gezicht en lange manen nogal op Monty Python’s Eric Idle begint te lijken, heeft de charme van een artiest die alles inmiddels wel gezien heeft, maar nog steeds lol heeft in zijn vak. Ook al zou hij voor een lege zaal staan, Jim Bob wil nog steeds gewoon het allerliefst zijn liedjes spelen. Het viel daardoor misschien wel extra op dat de nummers van Carter in een akoestisch versie krachtiger zijn dan met allerlei elektronische toeters, bellen en flitslampjes, die toch eigenlijk alleen maar afleiden. Wij hoorden zaterdagavond trouwens ook veel duidelijker hoe goed de teksten eigenlijk zijn. Jim Bobs fans deelden onze mening. Niemand leek de originele muzikale omlijsting van de Carterliedjes te missen. Bij publieksfavorieten als Shoppers’ Paradise (van 30 Something) kwam zelfs iets van een akoestische pogo op gang. In bijna twee uur tijd speelde Jim Bob niet alleen zo’n 25 van zijn beste liedjes, hij bleek ook nog een begenadigd stand up grappenmaker te zijn, met een voorkeur voor het flauwe en het macabere. Jim Bob wond de hele zaal probleemloos om zijn vinger. Tsja, dertig jaar podiumervaring verloochent zich niet.

En zo stonden we aan het eind van de avond gewoon met zijn allen schouder aan schouder de inhaker Touchy Feely te zingen, terwijl de roadie op leeftijd ons bedolf onder de bellen uit zijn elektrische bellenblaasmachine. Er rolde nog net geen traan over onze wangen, maar het scheelde niet veel. Niet alleen kregen wij een fijne trip naar de tijden dat we alles nog konden eten en drinken zonder een grammetje aan te komen, we zagen ook een artiest die na al die jaren nog volledig zijn eigen dingetje doet. Jim Bob mag dan tijden met meer succes en aandacht hebben gehad, niemand vertelt de man die wij zaterdagavond zagen wat hij moet spelen of op het podium moet doen. Hij is niemands aapje. En zijn publiek bestaat uit louter aardige mensen.  

Comments

comments

Tags: , , , , ,


About the Author



Comments are closed.

Back to Top ↑