Klassieker

Published on juli 12th, 2017 | by snoeischaar

0

LOVE: jezelf afzonderen op een heuvel middenin Los Angeles

Oh oh Los Angeles, uitgestrekt metropool met je gigantische proporties. Achttien miljoen inwoners wanneer je de buitenwijken en voorsteden meetelt. En dan nog zijn er personen die zichzelf volledig weten af te zonderen op een heuvel midden in die stad. Knap…

In de jaren 1965-1967 was LOVE de meest geliefde band in LA. Helemaal kinderen van hun tijd waren het. Hip, mysterieus, druggy, on-top-of–the-things en ook nog eens opmerkelijk multiculti avant-la-lettre. Hun lokale populariteit was mede te danken aan het feit dat andere bands uit die stad druk bezig waren de wereld te veroveren en steeds op pad waren. Zo niet Arthur Lee en zijn band. De rest van de wereld zat gewoon niet in hun systeem, zoals men dat tegenwoordig pleegt te zeggen.

Midden in de stad, op een heuvel nabij Griffith Park had de band een eigen onderkomen gevonden, en ze noemden het The Castle. Eentje waar naar verluidt voorheen acteur Bela Lugosi had gewoond,  Alle bandleden woonden er bijkans. Een stel Brian Wilsons bij elkaar zeg maar, maar dan niet bij het strand maar on the other side of town. In The Castle konden ze vrijelijk hun gang gaan. Relaxen, drugs gebruiken, oefenen, van de meisjes snoepen… En zeg nou zelf, wat moet je dan nog met zoiets als een buitenwereld?

castle

In die gouden, achter secluded kasteelmuren doorgebrachte periode maakte LOVE precies drie albums die stuk voor stuk met gemak tot het allerbeste uit de popgeschiedenis gerekend kunnen worden. Klassiekers in de zuiverste zin des woords. Platen die je nu 50 jaar na dato nog steeds met veel plezier opzet en waarin je steeds weer nieuwe dieptes, breedtes en hoogtes weet te ontdekken. En vervelen doen ze nooit want wat een muzikaliteit, wat een creatieve rijkdom, wat een bron van vreugde!  Ja, soms waan je je samen met Arthur Lee op die ene goddelijke heuvel in LA: “Sitting on a hillside, watching all the people die..”

Love,’Da Capo’ en ‘Forever Changes’ heetten ze. Ze verschenen in respectievelijk 1966, 1966 en 1967. De foto’s op de hoes van die eerste twee platen zijn genomen in de tuin van (waar anders?) The Castle, al is dat tegenwoordig onderwerp van discussie (zie knipsel). Als je de platen in chronologische volgorde afspeelt dan hoor je een band die zich razendsnel ontwikkelt. Het gaat van het punky, kaal geïnstrumenteerde debuut naar het rijk georkestreerde derde album waarop zelfs marriachi-trompetjes en strijkers hun intrede doen.

loveb
Twee versies van hun debuutplaat

Zoals gezegd, waar Love hardnekkig in LA bleef hangen daar struinden meer carrièregerichte plaatsgenoten als The Byrds en The Doors de planeet af. Illustratief hiervoor is de titel van het Love-nummer ‘….Between Clark and Hilldale.’ Gedoeld werd op een stukje Sunset Strip, één blok breed maar, tussen deze twee straten. De plek waar op dat moment de coole hot-spots van LA waren, de Whiskey-a-Gogo, met de Roxy om de hoek.. . Precies die plekken waar LOVE zijn optredens gaf. Dus die heuvel kwamen ze zo af en toe heus wel afgedaald hoor. Als het moest…

Daar kwam dan nog bij dat Love geen enkele moeite deed om in het gevlei te komen van wie dan ook. Kijk deze clip eens, geweldige muziek en dan dat stugge interviewtje met die squarehaed van een presentator op het eind.

Hun debuutsingle ‘My Little Red Book’ uit 1966. Het origineel (geschreven door Burt Bacharach en Hal David) klinkt veel slomer, deze werd uitgevoerd door Manfred Mann en stond op de soundtrack van ‘What’s new Pussycat?’

Ook al had LOVE de actieradius van een kettinghond, toch can hun invloed hardly be underestimated. Vooral muzikaal natuurlijk, maar neem bijvoorbeeld ook het feit dat The Doors hun contract met Elektra aan hen te danken hadden (Arthur Lee blééf maar zeuren bij labelbaas Jac Holzman). Of dat Jimi Hendrix zijn looks had afgekeken van Arthur (volgens Arthur dan) en dat de Rolling Stones hun “she comes in colors” rechtstreeks hadden gepikt van het gelijknamige LOVE-nummer. En dat…

Maar toen de zelfverkozen afzondering zich tegen de band begon te keren en naast allerlei persoonlijke ego-issues ook de hard-drugs hun intrede deden, toen was er geen houden meer aan en spatte de band uiteen. Kort na de opnames van Forever Changes was dat. Ieder ging zijns weegs en het werd nooit meer zoals het was, ook al kwamen er nieuwe samenstellingen en reünietjes.

In de decennia erna kwam Arthur Lee wél naar Europa, zij het mondjesmaat. En het mooie was: in de tussentijd waren er in Nederland twee eigenzinnige platenwinkels ontstaan die zich beide naar een album van Love hadden vernoemd. Vandaar dat er logica in zat dat Arthur Lee solo-optredentjes verzorgde in Da Capo en Forever Changes. Kijk dan toch eens hier, deze posters:

LOve c

Love d

Somewhere early nineties op 2 mei. Eerst vroeg in de middag een instore in Amsterdam en ‘s avonds een echt optreden in Rotterdam. Mogelijk dat de instore in Da Capo, Utrecht later op deze middag plaatsvond. Iemand die het precies weet? Wel doken onlangs van de Utrechtse instore deze foto’s op (bedankt Cor!):

Arthur Lee met drie van zijn grootste NL-fans, in wie met gemak te herkennen vallen: M. Kruup, M. Terstegen en W. Verrijn Stuart

Een jaartje of tien na deze 2 mei, we schrijven maart 2003, zou Arthur Lee optreden op Motel Mozaique in Rotterdam. Ik was wel in town toen, maar met mijn stomme kop verkoos ik een optreden van een of ander dwaas gitaarbandje (naam vergeten) boven de (naar later bleek) allerlaatste kans om deze legende in volle glorie te aanschouwen. Spijt jongen….

Van dat optreden in de Rotterdamse Schouwburg bestaan fraaie geluidsopnames. In de UK waren ze destijds wat attenter en mocht de band voor Jools Holland’s BBC-camera’s  een paar nummers opvoeren. Dat was dus ten tijde van wat feitelijk Love’s eerste echte (en meteen laatste) Europese toernee was, en waarbij met behulp van een Symphony Orchestra het hele album Forever Changes integraal gespeeld werd.

Love, zoals Love ooit bedoeld was

Drie jaar later, op 4 augustus 2006 meldden de media: ‘Het zijn zware tijden voor fans van de sixties. Vorige maand overleed Pink Floyd icoon Syd Barrett. Vannacht stierf Love frontman Arthur Lee op 61-jarige leeftijd aan de gevolgen van leukemie.’

Ergens online kwam ook Michel Terstegen aan het woord, terugkijkend naar de instore in zijn Da Capo Recordshop:

“Hij kwam in zijn eentje met zijn gitaar. De winkel was afgeladen en het publiek was muisstil. Die avond zijn Lee en ik nog ergens gaan eten, maar er kwam weinig uit. Hij was heel moe en viel aan tafel bijna in slaap. Ik vond het heel bijzonder, omdat ik besefte dat ik met één van mijn helden aan tafel zat.” Later op de avond ging Lee nog met Terstegen mee naar huis. “Daar hebben we koffie gedronken en verder gebabbeld. Ik liet hem allemaal dingen van vroeger zien. Hij vroeg steeds: wow, can I have this? Ik moest hem dan steeds uitleggen dat dit mijn eigen verzameling was.”

Okay, tot zover dit stukkie. Resteert wat mij betreft alleen nog de vraag: waarom kon Michel die dingen niet gewoon aan Arthur geven? Het ging toch alleen maar om wat materialistische spulletjes?

Naschrift: niet alleen Michel Terstegen en Arthur Lee zijn hemelen, ook voormalige Forever Changes-baas Leo Schelvis is dat inmiddels, hij overleed op 15 februari 2017. Life is short…

 

 

 

Comments

comments

Tags: , , , , ,


About the Author



Comments are closed.

Back to Top ↑