Live

Published on mei 14th, 2019 | by snoeischaar

0

The Essex Green is net iets te truttig

Verdikkeme dat heb ik weer, had ik me er juist zo op verheugd om Cinetol eens goed te gaan bekijken. Deze voormalige cinema aan de Tolstraat te A’dam is immers een rijksmonument en sinds vorig jaar geopend als poppodium. Van oorsprong is het een creatie van Leen van der Vlugt, een soort van jaren ‘20 jeugdzonde van hem. Dit genie was hoogstpersoonlijk verantwoordelijk voor magistrale bouwwerken als de Van Nelle Fabriek en De Kuip…. Maar helaas, het mag niet zo zijn, het Cinetol-podium blijkt zich te bevinden in een afzichtelijk jaren ‘80 aanbouwseltje. Het architectonische wonder zelf bevindt zich er pal naast. En deze zondag is dat gesloten, geheel in zichzelf gekeerd ligt het te pronken in de avondzon.

Maar hey, wat lul je nou joh, het gaat om de muziek toch?

Zeker wel, en dat is een verhaal op zich. The Essex Green was voor mij tot voor kort een grote onbekende. Vorig jaar kwam daar plots verandering toen ik ergens online stuitte op ‘Sloan Ranger’ een tintelfris indie-popnummertje dat het bij mij thuis uitstekend deed, vooral gedurende die nu al legendarische, eindeloze zomer van 2018. Het liedje bleek deel uit te maken van het album ‘Hardly Electronic’ en dat bleek weer een soort comeback-plaat te betreffen. The Essex Green had namelijk al véél langer daarvoor een bloeiperiode gekend, zo in de periode 1997 – 2008 was dat. In dat voorbije tijdperk maakten ze drie albums. Vervolgens fladderden de bandleden uiteen, de eerste tien jaar erna zouden we niets meer van ze vernemen. Tja, zoiets schijnt vooral mensen die ouder worden te overkomen. Die gaan relaties aan & krijgen banen en/of kinderen. Ik snap dat wel hoor, dan wil je ook eens aandacht geven aan andere belangrijke zaken des levens, ook al is het maar voor eventjes en ook al duurt dat eventjes soms uiteindelijk tien jaar.

De muziek op die ouwe platen van The Essex Green blijkt een ware ontdekking. We mogen het wat mij betreft omschrijven als luchtige, optimistische, dan wel licht melancholisch getoonzette, altijd aanstekelijke, poppy sixties folkrock. Veel akoestische gitaren, veel sonische ademruimte, alsmede orgeltjes en fraaie zangmelodieën waarbij je niet vreemd moet opkijken als er ook vogeltjesgeluiden of blok- en dwarsfluiten voorbij komen, Dat, tezamen met soms achterstevoren afgespeelde gitaarsolootjes maken het dat hun muziek hier en daar ‘chamber pop’ of ‘neo-psychedelica’ genoemd wordt.

The Essex Green is in essentie een driemanschap (Jeff Baron, Sasha Bell en Christopher Ziter) dat elkaar vond in Brooklyn. Maar, hoe kan dat nou? ‘The hippy thing never hit New York’ stelde Lou Reed eens vast. En inderdaad zeg, als je erover nadenkt heeft Ome Lou hier best wel een punt. Immers, de stad van Velvet Underground, Sonic Youth, LCD Soundsystem, Ramones, Parquet Courts, Wu Tang Clan, Suicide en Public Enemy heeft zelden iets aaibaars voortgebracht. Wie zoekt naar iets dat net zo snoezig is als The Essex Green komt wellicht uit bij Simon and Garfunkel. Is het niet veelzeggend genoeg dat een mens ruim 50 jaar terug de tijd in moet graven om enigszins geschikt vergelijkingsmateriaal te vinden?

In Cinetol wordt al snel duidelijk dat de sterkste troef van The Essex Green de vocalen zijn. Er wordt uit volle borst samen gezongen zoals alleen Amerikanen dat kunnen. Meerstemmig, soms vierstemmig, sprankelend en steeds met de juiste country-snik op de juiste plek. Centraal daarbij staan de stemmen van Sasha en Chris. Dusdanig fraai is die samenzang dat ik vermoed dat die twee iets hebben samen. Samenzang klinkt immers op zijn hemeltergend moois als er huwelijks- of bloedbanden in het spel zijn, ik persoonlijk lust daar wel pap van: Everly Brothers, X, A Giant Dog, The Carpenters…. niet toevallig doet The Essex Green bij vlagen juist aan dit soort bands denken.

Volkomen zichzelf staan ze daar op het podium en dat heeft ook zo zijn nadelen, zo blijkt. Want van het heilige moeten blijkt weinig. Jeugdige onbezonnenheid heeft hier plaatsgemaakt voor volwassen evenwichtigheid, dat zie je zo. De band weet wat ze kan, ze spelen eerder routinematig dan op het puntje van hun tong of op hun tandvlees. En terwijl de bandleden vrolijk onderling kissebissen over welk nummer ze nu weer gaan spelen dringt het besef door dat een gezonde spanningsboog ontbreekt, de nummers lijken in willekeurige volgorde aaneen geregen. Dat krijg je er kennelijk van als je een staalkaart presenteert van je vier albums omvattende repertoire.

En verder: pontificaal vooraan het podium staan een paar van die moderne keyboardplanken opgesteld. Sasha en Chris spelen er naar hartenlust op, er rijzen zalvende klanken uit op die op zijn best wat kleur aan de nummers geven. Maar overdaad schaadt en daar gaat het fout. Vrijwel elk nummer wordt volgeplempt met van die kutriedels en dat gaat op den duur irriteren. Op die momenten klinkt de band meer als Fleetwood Mac of zelfs als Supertramp dan als de Bangles, als je begrijpt wat ik bedoel.

Maar ja, als we ons de levenscyclus van deze band grafisch proberen voor te stellen dan zien we een vloeiende curve die eerst stijl oploopt en vervolgens weer gestaag nederdaalt. Ergens in het luchtledige houdt de lijn ergens halt, nog zonder de X-as te raken. Precies op dit punt bevindt The Essex Green zich thans, ondanks hun herstart. Ofwel het is met The Essex Green net zoals met gebouw de Cinetol: hier had ik beter op een ander moment bij kunnen zijn.

Comments

comments

Tags: ,


About the Author



Comments are closed.

Back to Top ↑