Nu uit!

Published on juli 4th, 2012 | by debramster

7

The story of indie

Vakantietijd is boekentijd. Maar wat moet er dit jaar nu weer mee in de hutkoffer? Bij mij is het standaard een lekkere detective (deetektieve), een muziekboek en een moellik boek. Lekkere detectives en moellikke boeken zijn er genoeg, maar goede muziekboeken zijn minder dik gezaaid. Daarom is het zaak het iedereen meteen te vertellen als je er een gelezen hebt. Zo help je elkaar en dat levert uiteindelijk een betere wereld op.

Dit jaar heb ik inmiddels drie interessante muziekboeken gelezen. De kans dat ik er nog een vind voor in de koffer is dus klein, maar laat ik een van de drie maar eens als tip aan je doorgeven.

Het gaat om How Soon Is Now? The Madmen And Mavericks Who Made Independent Music 1975-2005 van Richard King en is een beschrijving van de rise and fall van indielabels en indiemuziek. Het begin legt King zo rond de opening van de Rough Trade platenwinkel in Londen, die lange tijd de spil zal zijn van alles indie in Groot-Brittannië. Het einde is minder afgebakend. King lijkt het rond 2005 gewoon wel mooi geweest te vinden. Dat onderbouwt hij niet sterk. Al lezende verklaarde ik indie al dood zo rond het midden van de jare 90, als grote labels elk bandje dat drie accoorden kent en drugs gebruikt blind tekenen.

Image

Maar wat is indie dan eigenlijk, hoor ik je denken. Welnu, een strakke definitie geeft King niet. Aanvankelijk stond indie voor alle muziek die niet op grote labels verscheen. Er was eind jaren 70 een sterke band met de DIY-ethos van de punk. De Spiral Scratch EP van The Buzzcock was een wake up call voor veel bands: je kon dus gewoon zelf een studiootje huren, een plaatje persen en dat desnoods vanuit de achterbak van je auto verkopen. Die achterbak hoefde niet meer, toen Rough Trade bereid bleek je plaatje in de winkel te leggen en ook nog eens in platenwinkels van bekenden in andere steden. Met deze definitie is er dus nog steeds indiemuziek. Er zijn nog steeds genoeg kleine labels waar muziek op verschijnt. Meer dan in de jaren 80 zelfs.

Image

Een definitie als genre dan? Vanaf midden jaren 80 werd indie een genre op zich. In de UK had je naast een top 40 een indie top 40 en daar stonden dan Britse bands in die moeilijk keken en The Byrds en de Nugget-verzamelaars naspeelden. In platenwinkels verschenen in de bakken tabjes met “indie” als genreaanduiding. Amerikanen mochten later ook meedoen, als ze maar geïnspireerd waren door Britse indie, of destijds gewoon te leip waren om in een ander genre in te delen. Denk bijvoorbeeld aan Sonic Youth en The Butthole Surfers.

Nee, die definities lopen dood. Al lezende merk je dat King wel een definitie beschrijft. Indie blijkt muziek die zorgvuldig door gepassioneerde, visionaire maar ook nogal naïeve platenbaasjes geslecteerd en aan de wereld gepresenteerd werd. Aanvankelijk zonder winstoogmerk, maar gewoon omdat mooie muziek het nu eenmaal verdient om gehoord te worden. Of beter: op een plaat te verschijnen. Het feit dat Rough Trade eind jaren 80 bijna failliet ging omdat ze koste wat kost opslagruimte wilde blijven huren voor alle niet-verkochte plaatjes (en dat waren er veel) geeft een induk van de passie.

Image

(Een deel van) de Factory posse

De platenbaasjes verzamelde vaak een vaste posse om zich heen van (uiteraard) artiesten, producers, managers en ontwerpers. Het beste voorbeeld daarvan is natuurlijk Factory, met Antony H. Wilson, Peter Saville, Rob Gretton en Martin Hannett. Ook 4AD was zo’n rebellenclub, met Ivo Watts-Russell als platenbaas én producer en Vaughan Oliver als vaste hoesdesigner.

Image

Typische Oliver

Vrijwel alle labels hadden minimaal één band die het geld binnenhaalde om de verliezen van de andere bands te dekken. Depeche Mode bij Mute, New Order bij Factory, The Smiths bij Rough Trade, Cocteau Twins bij 4AD, Oasis bij Creation en ga zo maar door.

Tussen pak-hem-beet 1978 en 1984 zorgde dit systeem voor veel creativiteit: mooie platen, mooie hoezen en of het een cent opleverde maakte geen reet uit. Maar dat indiesprookje was natuurlijk te mooi om lang stand te houden. Je kunt een tijdje leven voor de kunst, maar uiteindelijk wil je toch succes en moet er brood op de plank komen. Nee, op een gegeven moment was mooie plaatjes uitbrengen alleen niet genoeg. Er moesten hits komen.

Moneymakers

En wonder boven wonder lukte dat nog ook. Vrijwel alle indielabels hebben een of meer onverwachte hitsingles of –albums op hun naam. Blue Monday bij Factory, Pump Up The Volume bij 4AD en alles van Erasure (en natuurlijk Depeche Mode) bij Mute, goed, je weet wel.

Maar met het scoren van hits zette de ondergang van het avondland in. Veel platen verkopen en een klein platenlabel gaan nu eenmaal niet goed samen en langzaamaan namen de sympathieke indies het corporategedrag van de grote labels over. Met dat verschil dat ze er de ballen verstand van hadden. Het was alsof de derdewereldwinkel ineens ging doen alsof het de Aldi was.

Uiteindelijk leidde dat vrijwel zonder uitzondering tot faillissementen, bijna faillissementen, vijandige overnames door majors, cynisme, burn-outs en depressies. Het uitstekende hoofdstuk over de korte levenscyslus van The KLF – van muziek uit hart via hitfabriek tot zelfdestructie onstage – is hier een goede metafoor voor.

Het einde van The KLF

Tel daarbij op dat muziek die begin jaren 80 met moeite een niche-publiek vond, ineens razend populair werd onder steeds koopkrachtiger studenten en je had de wereld op zijn kop: indie werd het nieuwe major. Daarmee werd de vorm belangrijker dan de inhoud kregen we al die flutbritpopbands in de jaren negentig. Daar houd wat mij betreft dus de indie op. Daarna had je wel kleine labels, maar stuk voor stuk efficiënt geleid en ingericht als de grote labels.

Flutpop

Ja mensen, voorwaar geen happy end dus. Ondertussen leest het boek als een tiet en zijn het eigenlijk gedetailleerde, door elkaar gehusselde, minibiografies van de labels, hun eigenaren en de belangrijkste bands, gelardeerd met smakelijke anecdotes van zij die erbij waren. Het boek kruist vaak het pad van Rip It Up van Simon Reynolds. Maar waar Reynolds volstaat met de grote lijnen (sic), vult King de details in. Hij beschrijft de opkomst en neergang van labels en bands alsof hij erbij was. So called kenners hoeven hun neusje er dus niet voor op te halen. Hoewel ik dacht het Factoryverhaal nu wel te kennen, leverde dit boek menig nieuwtje over het label en de hoofdpersonen op. Het boek is dan ook bijna 600 pagina’s dik. Maar schrik niet, de letters zijn groot en de regelafstand laat voldoende ruimte voor aantekeningen. Ik zeg dus: mee in de koffer. Maar vergeet niet ook wat verzamelplaatjes mee te nemen van je favoriete Britse bandjes uit de jaren 80, want als het boek iets oproept, dan is het wel de lust om weer eens lekker terug te keren naar die tijd dat je The Smiths grijsdraaide op je Walkman.

Comments

comments

Tags: , ,


About the Author



7 Responses to The story of indie

  1. Pingback: The Wake, leven die dan nog? | KETTINGZAAG

  2. Pingback: Verrassend: Morrissey blijkt authentieke huilebalk | KETTINGZAAG

  3. Pingback: Dit is indiepop (denken we) - DeKettingzaag

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to Top ↑